Ergens in de komende weken zal het ministerie van VWS de details van een nieuwe subsidieregeling publiceren. Daarmee kunnen ziekenhuizen in de komende drie jaar in totaal 75 miljoen subsidie verdelen, wanneer ze medische gegevens veilig kunnen aanleveren in de zogeheten Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO). Zo’n PGO is een app of een online omgeving waarmee burgers hun medische gegevens zelf kunnen bewaren en beheren.
Er is inmiddels een groot aantal aanbieders van dit soort PGO’s die voldoen aan de zogeheten MedMij eisen voor zaken als beveiliging, organisatie en techniek. Maar er zijn nog maar enkele ziekenhuizen die actief meedoen aan MedMij en daadwerkelijk gegevens kunnen aanleveren aan een PGO, en dan gaat het nog om pilots. Een belangrijke voorwaarde is de bereidheid van hun softwareleveranciers om aan de MedMij normen te voldoen.
De nieuwe subsidieregeling, VIPP 5 genoemd, moet daar verandering in gaan brengen. De grote lijnen van de regeling zijn al in 2018 vastgelegd in het zogeheten Hoofdlijnen akkoord tussen VWS en de ziekenhuizen. De uitwerking van de regeling in concrete doelstellingen en bedragen is sindsdien verder uitonderhandeld door VWS, de ziekenhuizen en andere betrokkenen, en zal één dezer dagen in de Staatscourant worden gepubliceerd, waarna ziekenhuizen kunnen inschrijven. Voor de jaren 2020, 2021 en 2022 bedraagt het totale budget 25 miljoen per jaar.
Van portaal naar PGO?
De VIPP 5 regeling is een vervolg op eerdere VIPP regelingen voor ziekenhuizen (en later GGZ-instellingen en huisartsen). Die waren allen gericht op het stimuleren van digitale toegang van burgers tot hun medische gegevens. In de praktijk werd deze subsidie door de deelnemende ziekenhuizen vooral gebruikt voor het inrichten van hun eigen patiëntportalen, waarop burgers kunnen inloggen om (delen van) hun medische gegevens te bekijken en/of digitaal te downloaden. Inmiddels beschikt veruit het grootste deel van alle Nederlandse ziekenhuizen over zo’n beveiligd patiëntportaal. Het actieve gebruik daarvan varieert overigens flink. Gemiddeld logde 1 op de 5 patiënten eind 2019 in op zo’n portaal, maar de variatie tussen de ziekenhuizen is groot. Op de VIPP-monitor site van de NVZ zijn de benchmarks van alle ziekenhuizen per kwartaal in te zien.
Er is in de afgelopen jaren de nodige kritiek geweest op VIPP-programma’s. Zo werd bijvoorbeeld de vraag gesteld of het wel verstandig is om alle ziekenhuizen een eigen portaal te laten ontwikkelen, in plaats van te sturen op een landelijk gestandaardiseerde manier waarop ziekenhuizen onderling en met de burger medische gegevens kunnen uitwisselen. Er was ook kritiek op het feit dat een aanzienlijk deel van de VIPP-subsidie werd besteed bij softwaremakers als Chipsoft. Chipsoft bedient veruit het grootste deel van de Nederlandse ziekenhuizen, en heeft daarmee een grote machtspositie en een grote winstgevendheid kunnen opbouwen. Ziekenhuizen kunnen de facto niet om Chipsoft heen voor de realisatie van hun patiëntportalen. De dominante positie van Chipsoft kwam meerdere malen ter sprake in recente kamerdebatten.
Geleerde lessen van VIPP 1
Het ministerie van VWS was evenmin gelukkig met de dominante positie van een handvol softwaremakers, maar beschikte bij het opstellen van de eerste VIPP-regelingen niet over instrumenten om hierin te kunnen sturen. Landelijke afspraken voor gestandaardiseerde gegevensuitwisseling waren nog in ontwikkeling, MedMij was nog maar net van de grond gekomen, en VWS zag geen mogelijkheden om de subsidie dwingend te koppelen aan het gebruik van open koppelingen en systemen. Daarnaast belemmert de huidige inrichting van ons zorgstelsel de reikwijdte van VWS om invloed uit te oefenen op de relatie tussen ziekenhuis en softwareleverancier, ofwel klant en leverancier.
Zoals het er nu uitziet zal de VIPP 5 regeling een deel van die problemen gaan ondervangen. Net als de eerdere VIPP-regelingen zijn er verschillende modules waarop ziekenhuizen kunnen intekenen. Twee van de vijf geplande modules hebben zijn hard gekoppeld aan informatie-uitwisseling met het PGO van de patiënt, de andere modules hebben betrekking op digitale informatie-uitwisseling tussen instellingen onderling en de uitwisseling van medicatiegegevens.
Tientallen miljoenen extra omzet
De module A1 gaat over het delen van een aantal landelijke gestandaardiseerde gegevens-sets met het PGO van de patiënt, bovendien wordt correspondentie vanuit de instelling via het PGO met de patiënt gedeeld. De module A2 is gericht op “tweerichtingsverkeer” tussen het PGO van de patiënt en de instelling. Het gaat hierbij vooral om vragenlijsten en eHealth-metingen. Deze vult de patiënt in zijn PGO in, en de instelling ontvangt de uitkomsten hiervan digitaal (terug).
Door het verplicht gebruik van de zogeheten Basis Gegevensset Zorg (BGZ) en de open technische afspraken van het MedMij stelsel draagt VIPP 5 bij aan een grotere keuzevrijheid voor burgers om de eigen medische gegevens te kunnen ontvangen en beheren in een PGO naar keuze. Ziekenhuizen zullen echter nog steeds afhankelijk zijn van hun softwareleverancier om deze MedMij functie te bouwen en in gebruik te nemen.
Volgens eigen schattingen van een aantal door VWS vooraf ondervraagde ziekenhuizen zal 35 tot 50 procent van de kosten voor realisatie van de VIPP 5 PGO aansluitingen besteed moeten worden aan nieuwe softwarelicenties. In de komende drie jaar (de looptijd van de VIPP 5 regeling) kunnen softwaremakers als Chipsoft daarmee weer op tientallen miljoenen extra omzet rekenen.
Ook uitwisseling tussen ziekenhuizen subsidiabel
Wat opvalt aan de VIPP 5 regeling is dat deze – in tegenstelling tot wat in het Hoofdlijnenakkoord leek afgesproken – niet alleen maar betrekking heeft op het digitaal uitwisselen van gegevens tussen ziekenhuizen en hun patiënten.
Ziekenhuizen kunnen ook subsidie ontvangen wanneer ze hun onderlinge digitale communicatie verbeteren. Daarmee is een belangrijke speerpunt van het VWS-beleid van de afgelopen jaren (betere digitale uitwisseling tussen professionals) ook in deze van oorsprong patiëntgerichte subsidieregeling terecht gekomen. De argumentatie lijkt: die communicatie tussen ziekenhuizen onderling is óók in het belang van de patiënt. Ook voor deze functies geldt dat ze extra omzet zullen opleveren voor softwareleveranciers, ziekenhuizen moeten immers extra modules aanschaffen om gegevens met andere ziekenhuizen te kunnen uitwisselen.
Digitale uitwisseling en de wet
Minister Bruins werkt momenteel aan wetgeving om zorgaanbieders verplicht te stellen gegevens digitaal en volgens landelijke afspraken uit te wisselen. Het wetsvoorstel moet voor eind 2020 gereed zijn, en zal gebaseerd zijn op nieuw te ontwikkelen NEN-normen voor standaardisatie van gegevens-uitwisseling. Softwaremakers zullen verplicht moeten gaan voldoen aan die normen, zo is het voornemen van Bruins.
Alle zorgaanbieders zullen al eerder, namelijk vanaf 1 juli van dit jaar, wettelijk verplicht zijn om patiënten al hun medische gegevens digitaal te kunnen aanleveren. Die wet is enkele jaren geleden onder minister Edith Schippers door het parlement aangenomen. Deze wet verplicht overigens niet dat die aanlevering via een PGO of volgens de MedMij afspraken moet verlopen. Dat is een vrije keuze voor zorgaanbieders, maar het is wél een voorwaarde om in aanmerking te komen voor VIPP 5 subsidie. Dat geldt ook voor huisartsen. Hun subsidieregeling heet OPEN, en ook die regeling stelt deelname aan MedMij verplicht.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!