Vanaf 1 juli 2020 zijn alle huisartsenpraktijken en daarmee indirect hun ICT-leveranciers verplicht om digitaal informatie uit te wisselen met patiënten. Gisteren publiceerde het ministerie van VWS een langverwachte subsidieregeling die leveranciers en huisartsen moet ondersteunen om die deadline te halen, zowel technisch als organisatorisch. De essentie van de regeling met een totaal budget van 75 miljoen euro lijkt: “Geen MedMij, geen geld”. Ongeveer twee derde van het totale budget gaat direct naar huisartspraktijken, de rest via de nu gepubliceerde subsidieregeling. Zowel softwareleveranciers als huisartsen moeten aan de MedMij-afspraken voor een Persoonlijke Gezondheidsomgeving voldoen om in aanmerking te komen voor financiële steun van de overheid. Het gebruik van een PGO wordt overigens niet verplicht, huisartsen mogen er ook nog steeds voor kiezen om hun patiënten via een portaal inzage te geven, zolang ze MedMij maar als alternatief bieden.
Het OPEN-programma is vergelijkbaar met de VIPP-subsidies die ziekenhuizen, klinieken en GGZ-instellingen eerder al konden claimen voor digitale dossierinzage door burgers. Het allergrootste deel van de 75 miljoen die VWS al gereserveerd had voor de promotie van digitale inzage bij huisartsen komt loopt via een eenmalige bijdrage door de verzekeraar in het reguliere huisartsentarief. Dat zal neerkomen op ongeveer 2,5 euro per ingeschreven patiënt, ofwel rond de vijf duizend euro voor een normpraktijk met tweeduizend patiënten voor één full-time huisarts.
Huisartsen kunnen die bijdrage vanaf 1 januari 2020 claimen, maar ze moeten daarvoor wel aan een aantal voorwaarden voldoen, waaronder ondersteuning van de MedMij standaarden voor patiënten die met een eigen app gegevens willen downloaden. Bovendien moeten ze voor deze bijdrage op ICT-gebied verplicht samenwerken met andere huisartsen in de regio en aan scholing en voorlichting doen.
Inkoopmacht organiseren bij softwareleveranciers
De nieuwe OPEN (Online Patiëntinzage in de Eerstelijns Zorg) subsidieregeling kent twee onderdelen: subsidie voor ICT-leveranciers en een indirecte bijdrage voor deelnemende huisartsen. De subsidie voor makers van huisarts informatiesystemen (ongeveer 9 miljoen euro) is bedoeld voor de aanpassingen die zij aan hun software moeten doen om deze voor 1 juli 2020 geschikt te maken voor digitale dossierinzage door patiënten. Die inzage is vanaf dat moment wettelijk verplicht. Die inzage kan via een portaal van de huisarts of via een eigen app van de patiënt, zolang die aan de MedMij standaarden voldoet. De regeling schrijft geen voorkeursmanier voor, maar eist wel dat de ICT-leveranciers in ieder geval de MedMij-afspraken ondersteunen, zodat de patiënt de keus heeft om voor een eigen app te kiezen als alternatief voor het portaal van de huisarts.
Om te voorkomen dat alle huisarts regio’s individueel moeten onderhandelen met hun leveranciers, is er voor deze regeling een nieuwe landelijke gebruikersstichting opgericht met de naam LEGIO. Daarin werken de koepelorganisaties van de huisartsen samen. LEGIO bundelt de aanpassingen die aan de systemen moeten worden gedaan, en fungeert als opdrachtgever en indirecte subsidieverstrekker voor de softwaremakers. Deze vorm van inkoopmacht stond al lang op het verlanglijstje van het ministerie, maar vraagt het nodige balanceerwerk om geen Europese regelgeving voor onterechte staatssteun te overtreden.
De met subsidie aangepaste ICT systemen moeten worden opgeleverd en zonder aanvullende ontwikkelkosten beschikbaar zijn voor alle huisartsen in Nederland. De subsidie betreft ook het traject na het sluiten van overeenkomsten: het toezien op de naleving van de te sluiten overeenkomsten, het laten implementeren en testen van de aanpassingen in de software en het aanleveren van informatie ten behoeve van een IT-audit. Op die manier is een aanpassing waarvoor subsidie is verstrekt direct beschikbaar voor alle huisartsen in Nederland.
Regionale coalities
Een andere deel van de subsidie - rond de 12 miljoen euro - is bedoeld om huisartsen te helpen om digitale inzage technisch en organisatorisch in te richten, en medewerkers en patiënten voor te lichten. Deze steun komt niet direct bij de huisarts terecht, in tegenstelling tot de drie euro per patiënt die via de reguliere huisartsbekostiging loopt. Het idee achter de nieuwe regeling is dat samenwerkende eerstelijns partijen in een “regionale coalitie” optreden als aanvrager (penvoerder) voor de subsidie, die afhankelijk van het aantal ingeschreven patiënten in zo’n samenwerkingsverband maximaal 500.000 euro kan bedragen.
Een regionale coalitie is volgens de website van OPEN een samenwerkingsverband van minimaal twee samenwerkende huisartsenorganisaties en kan bestaan uit bijvoorbeeld een zorggroep, een koepel van gezondheidscentra, een huisartsenpost of een kring van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV). Er zijn in Nederland meer dan honderd zorggroepen, waarin huisartsen nu al samenwerken om zorg voor chronische patiënten in te kopen en programma’s voor patiënten te ontwikkelen. Die zorggroepen lijken de meest voor de hand liggende (maar niet de enige) partij om de OPEN-subsidie projectmatig te kunnen beheren, zij hebben immers al een belangrijke rol in de ICT die de huisarts gebruikt.
Schaalgrootte
De bij zo’n regionale coalitie aangesloten huisartsen moeten huisartsenzorg leveren aan minimaal 100.000 patiënten. Dit aantal moet controleerbaar worden aangetoond door een opgave van het totale aantal ingeschreven patiënten van de bij de regionale coalitie aangesloten huisartspraktijken. In de praktijk zal zo'n coalitie, zo is de verwachting, bestaan uit een verband van meerdere samenwerkende zorggroepen en eventueel andere partners. De regionale coalitie moet in de periode 2019-2022 voldoende mensen, middelen en mogelijkheden ter beschikking te stellen om uitvoering te geven aan OPEN. Wanneer dat zo is, kan zo’n regionale projectorganisatie aanspraak maken op financiële ondersteuning.
De hoogte daarvan hangt af van het ambitieniveau: meerdere modules leveren meer subsidie op. De subsidie kent een vast bedrag van 10.000 euro en een variabel bedrag. De eerste module, het voor iedere patiënt kunnen bieden van digitale inzage volgens de in 2017 gepubliceerde richtlijn van het Nederlands Huisarts Genootschap, is verplicht en wordt beloond met 0,20 euro per patiënt. Die richtlijn stelt geen voorkeur voor een portaal of een PGO.
Een regionaal samenwerkingsverband kan kiezen voor twee van maximaal vijf aanvullende modules, die elk nog eens 0,20 euro per patiënt in het laatje brengen. Voor een gemiddelde regionale zorggroep waarvan de samenwerkende huisartsen zo’n 150.000 patiënten hebben, komt de regeling dus neer op een bijdrage van pakweg een ton, min of meer 1 FTE voor een regionale projectleider en overige kosten. Samenwerkende zorggroepen kunnen de subsidie 'optimaliseren' tot het maximum van een half miljoen euro, om daarmee personeel en andere kosten te delen. Zo'n samenwerking brengt echter ook meer overleg en een grotere ICT-complexiteit met zich mee omdat het om systemen van meerdere organisaties gaat.
Wat moet je doen voor 75 miljoen?
Om subsidie en een hoger inschrijftarief te ontvangen moeten de deelnemers in zo’n regionale coalitie aantoonbaar werk verrichten. Naast het begeleiden van het in gebruik nemen van de benodigde ICT-aanpassingen in alle systemen, moeten er scholingen voor medewerkers worden georganiseerd en moeten patiënten via zowel online als in de wachtkamer worden voorgelicht over digitale inzage. Daarnaast zijn er nog stevige ijkpunten voor de variabele modules, bijvoorbeeld het aantoonbaar promoten van digitale inzage door een grotere groep patiënten of het stimuleren van het gebruik van MedMij-apps door patiënten.
Het wordt interessant om te zien hoe de regionale coalitievorming zal plaatsvinden. Zorggroepen zijn zoals gezegd de meest logische partij als belangrijkste trekker van zo’n coalitie. Daarvan zijn er in Nederland meer dan honderd, met gemiddeld 130.000 patiënten. Er zijn ook enkele zorggroepen met meer dan 400.000 ingeschreven patiënten. Er zijn daarnaast regio’s met andere samenwerkingsverbanden op huisartsen ICT-gebied. Dergelijke regionale platforms hebben inmiddels ook ervaring opgedaan met de ondersteuning van huisartsen. Individuele huisartsen zullen zich in ieder geval via bij een bestaand of nieuw regionaal samenwerkingsverband moeten aansluiten om recht te hebben op ICT-ondersteuning en scholing. De bijdrage per patiënt - via de subsidie of via het tarief van de verzekeraar - vereist altijd aansluiting bij een regionale partij.
MedMij standaarden: race tegen de klok
De MedMij-standaarden zijn nog volop in ontwikkeling, en bij een aantal ICT-leveranciers klonken geluiden dat het onmogelijk is om binnen pakweg 14 maanden nieuwe functionaliteit te bouwen wanneer de specificaties nog niet volledig zijn. De regeling gaat daarom uit van de set MedMij standaarden die nu al wel definitief is. VWS en Nictiz verwachten dat nieuwere versies van de standaarden eenvoudig kunnen worden geïmplementeerd wanneer de basis staat. Zo'n basisfunctie is bijvoorbeeld het landelijke adresboek van MedMij, waarin consumenten kunnen zien of hun huisarts gegevens digitaal aan een PGO kan aanleveren. Opname in dat adresboek is een vereiste voor de subsidie. Zo'n systeem is overigens nog niet grootschalig getest. Deze functie, alsmede een aantal basisstandaarden voor uitwisseling van medicatiegebruik, het huisartsdossier, labmetingen en allergieën, moeten in de komende 14 maanden landelijk operationeel worden gemaakt.
Trackbacks & Pingbacks
[…] van OPEN gaat de huisarts tijd en energie kosten, waarvoor per 1 januari 2020 eenmalig circa 2,75 euro per patiënt beschikbaar is. Er waren in maart 2019 totaal 72 pgo’s aangemeld. Zij […]
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!