De term MedMij is in de afgelopen jaren bij veel mensen bekend in de oren gaan klinken. Het begrip DVZA (Dienstverlener Zorgaanbieder) is nagenoeg onbekend. (Waarom zijn die acroniemen in de zorg-IT overigens zo bloedeloos. Laten ze die diensten voortaan eens Poppy, Genevieve of Wildebeest noemen.) Een DVZA is een cruciale functie in het MedMij afsprakenstelsel, en de stoelendans wie de grootste wordt is nog maar net begonnen.
Medmij heeft twee partijen nodig. De burger heeft een PGO nodig (Persoonlijke Gezondheids Omgeving, ook geen naam die een standbeeld zal krijgen). Een PGO is een app of website waarmee burgers hun medische gegevens digitaal kunnen ophalen bij hun dokters en andere zorgaanbieders. Daar zijn er inmiddels al bijna dertig van gemaakt, niet in het minst door een aanzienlijk subsidie-infuus. Het idee is dat je met een PGO je medische gegevens in eigen beheer kunt bewaren en bewerken.
Waar halen die PGO’s hun medische gegevens op? In principe bij huisartsen, ziekenhuizen, apothekers of GGZ-instellingen. In principe, want daarvoor moeten die zorgaanbieders wel hun systemen aanpassen zodat ze met PGO’s kunnen praten. In MedMij-termen: ze moeten een Dienstverlener Zorgaanbieder worden (of samenwerken met een DVZA), compleet met alle keuringen en certificeringen die MedMij vraagt.
Veel PGO's, nauwelijks DVZAs
Zo veel PGO’s als er zijn, zo weinig DVZA’s zijn er nog. Praktisch gezien geen, eigenlijk. Zorgaanbieders, maar vooral hun ICT-leveranciers, staan niet te springen om hun systemen open te zetten voor PGO’s, hoe graag minister Bruins dat ook wil. Via subsidieprogramma’s voor ziekenhuizen (VIPP) en huisartsen (OPEN) probeert het ministerie zorgaanbieders en hun ICT-leveranciers te verleiden om een MedMij aanbieder te worden, zodat burgers hun gegevens naar een eigen PGO kunnen uploaden. Voorlopig kiezen die zorgaanbieders voor een andere route: namelijk die van een eigen patiëntenportaal waarin de burger kan inloggen en zijn of haar gegevens kan bekijken. Daarmee voldoen ze ook aan de digitale inzage plicht die over drie maanden wettelijk verplicht wordt.
Maar er zit beweging in het DVZA-front. ChipSoft, marktleider in ziekenhuissoftware, heeft met enig voorbehoud aangegeven MedMij functies te zullen toevoegen aan zijn software (wanneer ziekenhuizen die extra functionaliteit willen kopen natuurlijk). Dat zou lekker opschieten, want met Chipsoft heb je het grootste deel van alle ziekenhuisdossiers te pakken. Die zouden dan opeens allemaal beschikbaar komen voor mensen met een MedMij PGO-app. Dat Chipsoft zijn DVZA-schap zo lang mogelijk uitstelt is niet raar, de onderneming heeft financieel gezien geen baat bij het openzetten van zijn systemen, omdat men zelf ook alternatieven voor MedMij levert. Er komt een punt waarop Chipsoft politiek en praktisch gezien geen andere keus heeft dan de DVZA-poort open zetten; dat hopen de ambtenaren bij VWS tenminste.
Waarom gratis weggeven als je er geld voor kunt vragen?
Bij de huisartsen is er inmiddels een interessante situatie ontstaan. PharmaPartners is met zijn Medicom de Chipsoft van de huisartsen, nog niet zo dominant, maar wel een afgemeten marktleider. Daarnaast zijn er nog wat aanbieders met een kleinere, maar nog steeds aanzienlijke groep gebruikers. PharmaPartners heeft er net als ChipSoft weinig baat bij om nu een DVZA te worden voor de huisartsen en apothekers die haar systeem gebruiken. De onderneming levert zelf een concurrent van MedMij. Die heet MijnGezondheid.net (portaal en app), en het is flinke omzetbron voor PharmaPartners. Kleinere concurrenten bieden ook vergelijkbare functies aan. Wat ze gemeen hebben is dat ze geen DVZA gaan spelen voordat dit absoluut nodig is, dat zal ergens in 2021 zijn.
Maar er is nog een grote speler in de eerstelijns zorg: het door de verzekeraars gefinancierde LSP. Dat netwerk bestaat al sinds 2012. Bijna alle Nederlandse apotheken en spoedposten en de meerderheid van alle huisartsen is erop aangesloten. Via het LSP kunnen dokters en apothekers onderling medicatie-overzichten en een beperkt deel van het huisartsdossier uitwisselen, wanneer de patient daar expliciet toestemming voor gegeven heeft (meer dan 12 miljoen mensen deden dat sinds 2012). Het LSP is nooit helemaal geworden wat de verzekeraars ervan hadden gehoopt, maar het is wel het grootste landelijke systeem voor uitwisseling van patiëntgegevens. In de afgelopen jaren ontstond er toenemend politieke druk om te voorkomen dat het LSP en zijn uitbater VZVZ die semi-monopoliepositie zouden kunnen uitbaten, om daarmee nieuwe aanbieders buiten spel te zetten.
Nu geheel vernieuwd: LSP+
VZVZ ruikt met MedMij nieuwe kansen om relevant te blijven. In tegenstelling tot Chipsoft, PharmaPartners en anderen, verdient VZVZ geen geld met software die met MedMij concurreert. Sterker nog: VZVZ heeft er juist baat bij wanneer het LSP-netwerk meer gebruikt gaat worden, ook voor de uitwisseling van data met PGOs. Het is dan ook niet verrassend dat VZVZ sinds kort een van de eerste officiële Dienstverlener Zorgaanbieder is geworden. De nieuwe dienst heet, hoe verrassend, LSP+. In een pilot konden enkele apotheken in de regio Utrecht medicatie-gegevens aan een PGO aanleveren via hun bestaande LSP-aansluiting.
Apotheker Chaandeni Ramesar van Apotheek De Dame deed mee met de pilot, omdat ze snapt dat patiënten de behoefte hebben om hun medicatie-gegevens digitaal te kunnen ophalen. Ze schat in dat het nog wel even zal duren voordat haar patiënten dat werkelijk kunnen doen, er moeten volgens haar nog wel wat technische rimpels worden gladgestreken.
Maar het idee achter LSP+ is zo gek nog niet. Door als Dienstverlener Zorgaanbieder op te treden kan VZVZ via het bestaande LSP de medicatie-gegevens en een beperkt deel van het huisartsdossier van burgers aanbieden in hun PGO (wanneer die veilig zijn ingelogd, wat overigens nog een hele toer zal worden). VZVZ ‘zit’ op de toegang tot medische gegevens van miljoenen Nederlanders die al toestemming hebben gegeven om die te delen met dokters. Dat die burgers er dan zelf ook bij mogen met hun PGO ligt voor de hand. VZVZ-voorstanders zeggen: we hebben al meer dan een miljard uitgegeven aan deze landelijke infrastructuur, laten we hem dan ook gebruiken, vooral omdat we hebben aangetoond dat je gegevens veilig zijn bij communicatie via het LSP. Bovendien voorkomen we een wildgroei aan DVZA's. Tegenstanders wijzen op de storingen, de traagheid en het ontbreken van pricacy-by-design in de techniek van het LSP. Bovendien zeggen ze dat het idee achter MedMij nu juist is dat er geen DVZA met monopolistische trekken mag ontstaan.
ICT-Stratego
Kortom: met VZVZ en het LSP als DVZA kan MedMij flink meters maken om PGO’s te vullen. En VZVZ zit dichtbij het vuur, want de organisatie regelt de regie, de techniek en de certificering voor MedMij. Daarnaast ontwikkelt VZVZ ook nog een aantal andere landelijke basisvoorzieningen, zoals een nieuw toestemmingsregister (Mitz). Maar de huidige gegevens-set die met het LSP van apotheken en huisartsen kan worden opgevraagd dekt niet de volledige MedMij-afspraken. Om die aanvullende gegevens te kunnen leveren, zal VZVZ zijn bestaande koppelingen met ICT-systemen van apotheken en huisartsen moeten uitbreiden. Of die daar op zitten te wachten is de vraag, want die kunnen immers ook zelf besluiten DVZA te worden, zodat burgers met een PGO direct bij de apotheek of huisarts hun data kunnen ophalen. Er staan inmiddels ook andere partijen op die graag de DVZA-functie willen gaan waarnemen voor kleinere softwareaanbieders. Dat wordt een leuk potje ICT-stratego in de komende maanden.
Het gebruik van drie of vierletterige afkortingen is een Amerikanisme. In de VS is het een overal gebezigde manier om lange namen af te korten dmv een acronym.
Het zijn FTA's= F*ckingThree (or four-letter) Acronyms,