Vandaag verschijnt de vierde editie van de eHealth monitor, het jaarlijkse rapport waarin Nictiz en NIVEL onderzoek doen naar de beschikbaarheid en het gebruik van eHealth in Nederland. Het onderzoek stond in 2015 in het teken van de potentiële meerwaarde van eHealth voor zorggebruikers en zorgverleners, dit jaar is er speciale aandacht voor de factoren die de verspreiding en het gebruik van eHealth beïnvloeden. De onderzoekers komen tot de conclusie dat het niet alleen om technologie gaat, maar dat wijzelf vooral bepalen hoe eHealth zich ontwikkelt.
eHealth is meer dan techniek, luidt de titel van de vijfde monitor. In de eHealth monitor is er dit jaar nadrukkelijk aandacht voor het organisatie- en implementatieperspectief. Die insteek markeert ook de volwassenheid van dit grootschalige onderzoek: naast cijfers over bereik en gebruik willen de onderzoekers ook de randvoorwaarden voor succesvolle inzet van eHealth in kaart brengen.
Behoefte aan scholing en zichtbare resultaten
Daarvoor werden artsen, verpleegkundigen, praktijkondersteuners huisarts voor de geestelijke gezondheidszorg (POH’s-GGZ), managers in de care en zorggebruikers gevraagd naar wat hen zou helpen om eHealth gemakkelijker of beter toe te passen, welke knelpunten zij ervaren en welke effecten zij zien optreden door de inzet van eHealth. Ook werden managers en verantwoordelijken voor innovaties binnen instellingen voor de langdurige zorg gevraagd naar het innovatieklimaat, -strategieën en ervaringen met de implementatie van eHealth binnen hun organisatie.
Ambassadeurs en zichtbare resultaten zijn nodig om enthousiasme voor eHealth aan te wakkeren
Vijf aandachtsgebieden worden genoemd door zorgprofessionals die in hun werk te maken hebben met digitale zorgtoepassingen. Ondervraagden geven bijvoorbeeld aan dat ambassadeurs en zichtbare resultaten nodig zijn bij het implementatieproces om enthousiasme voor eHealth aan te wakkeren. Daarnaast is er veel behoefte aan koppelingen en gedeelde standaarden, en is er in veel organisaties behoefte aan tijd, scholing en het opdoen van ervaring. Die concrete aanbevelingen uit de monitor kunnen onderzoekers, opleidingsinstituten en beleidsmakers meenemen.
Bijhouden van gezondheidsinformatie neemt toe
De eHealth monitor bestrijkt dit jaar, net als afgelopen jaren, zes gebieden, waaronder gemak en service voor zorggebruikers (online afspraak, stellen van vragen), ontsluiting van medische gegevens voor de patiënt (dossierinzage), zelfmanagement en online behandeling, begeleiding en ondersteuning op afstand, elektronische dossiervoering voor zorgverleners en elektronische communicatie tussen zorgverleners.
Online gegevens bijhouden over je levensstijl (voeding en dieet, lichamelijke activiteit) en gezondheid raakt steeds meer ingeburgerd in Nederland. Het bijhouden van gegevens over lichamelijke activiteit, bijvoorbeeld via een stappenteller, steeg van 12% in 2014 tot 22% in 2016. Uit de monitor: “Het hoogste gebruik zien we bij zorggebruikers tot 50 jaar of met een hoger opleidingsniveau. Maar de sterkste stijgingen in gebruik zien we juist bij zorggebruikers van 65 jaar en ouder, met een middelbaar opleidingsniveau of een chronische aandoening.”
Informatie over zorg en behandeling wordt door minder mensen bijgehouden dan informatie over levensstijl. Ook bewaren patiënten relevante informatie over hun gezondheid vaak nog met papier - ongetwijfeld ook omdat ze nog geen toegang hebben tot digitale dossiers. Een online persoonlijk gezondheidsdossier lijkt vooral nog een abstract beleidsidee.
Aangegeven interesse en achterblijvend gebruik
Een structureel beeld dat in de monitor naar voren komt is dat zorgconsumenten nog relatief weinig gebruik maken van digitale mogelijkheden. Wel stellen de onderzoekers: positief is dat de groep van zorggebruikers die weten wat bij hun huisarts aan online diensten beschikbaar is, langzaam maar zeker toeneemt. “De onbekendheid met en het relatief beperkte gebruik van eHealth-diensten staan in contrast met onze bevinding dat een belangrijk deel van de zorggebruikers (bijna de helft) graag online diensten wil gebruiken, zoals de aanvraag van herhaalrecepten en online afspraken. Dit contrast tussen de aangegeven interesse enerzijds, en het achterblijvend gebruik anderzijds, is hardnekkig.”
Johan Krijgsman, manager Monitoring & TrendITion bij Nictiz, verklaart dit contrast: “Wij denken vooral dat zorgaanbieders en zorgverleners hun patiënten actiever bij het gebruik moeten gaan begeleiden, zoals dat ook gebeurt bij de succesvolle introductie van andere nieuwe diensten. Denk bijvoorbeeld aan de bagage-apparaten op Schiphol, waar je zelf je koffers in moet zetten en er een etiket aan vast maken. Bij die apparaten stond in het begin heel veel begeleiding wanneer mensen er niet uit kwamen.”
Gebruik komt volgens Krijgsman meer op gang door actieve begeleiding en bekendheid met de mogelijkheden. “Uit onze huidige resultaten blijkt vooral dat mensen er niet bij stilstaan en gewend zijn om dingen op de oude manier te doen, bijvoorbeeld bellen voor een afspraak. Dat zijn de belangrijkste redenen die ze zelf aangegeven als we kijken waarom mensen niet geprobeerd hebben online een afspraak te maken bij een zorgverlener. Veel mensen zeggen ook dat hun zorgverleners er nu niet op wijzen.”
Digitale GGZ
In Europees perspectief wordt Nederland vaak als een van de eerste landen genoemd wanneer het om gebruik en bekendheid van eHealth gaat. Voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) als sector loopt Nederland ver voor op buurlanden als Duitsland en Engeland. Wordt het volgen van een online psychologische behandeling steeds gebruikelijker?
In 2015 werden huisartsen gevraagd of zij van plan waren om eMental Health aan te bieden in hun praktijk. Een kwart tot een derde van de huisartsen gaf toen aan dat zij patiënten opties wilden gaan bieden om via het internet een hulpprogramma te volgen voor psychologische klachten. Die intenties komen dit jaar ook terug bij de cijfers van de ondervraagde praktijkondersteuners. Onder de POH-GGZ heeft 92% vorm van eMental Health ingezet.
Minder ingesleten werkwijzen
Krijgsman: “De rol van de POH-GGZ is relatief nieuw en is gelijk ontstaan met een flinke ontwikkeling in het online aanbod. Mogelijk ligt daar een verklaring, bijvoorbeeld omdat minder sprake zou kunnen zijn van al ingesleten werkwijzen. Maar dat kunnen we niet hard uit onze resultaten halen.”
“Niet alleen zet de overgrote meerderheid van de praktijkondersteuners eMental health in, maar de meerderheid vindt ook dat het toegevoegde waarde heeft voor tenminste een deel van de cliënten. Ook vinden ze dat het hun werk verrijkt met nieuwe tools”, aldus Krijgsman.
“Maar ook bij de POH-GGZ zien we dat ze eMental Health vooralsnog meestal inzetten bij relatief kleine groepen patiënten. Ze hebben er behoefte aan dat ze de programma’s nog meer kunnen toespitsen op de specifieke doelgroepen.”
In 2015 gaf 12% van de zorggebruikers die dat jaar contact had gehad met een GGZ-hulpverlener aan dat online behandeling in combinatie met face-to-face contact mogelijk is, maar slechts 6% maakte hiervan ook gebruik. Van de zorggebruikers die het afgelopen jaar een GGZ-hulpverlener bezocht, volgde een relatief kleine groep (9%) een (gedeeltelijk) online behandeling.
Beeldschermzorg en robots
De toename die vorig jaar in de eHealth monitor werd waargenomen in het aanbod en gebruik van beeldschermzorg, blijkt dit jaar gestagneerd. Zorg op afstand tussen zorgprofessional en patiënt via een beeldscherm nam niet toe in het afgelopen jaar. Alleen de inzet van medicijndispensers neemt momenteel toe in de care. Wel is er een stijging waarneembaar in het gebruik van mobiele apps voor zorg en gezondheid (van 19% in 2014 naar 40% in 2016) en in het gebruik van een computer of tablet om een patiënt informatie te laten zien (van 23% in 2014 naar 42% in 2016) in de care.
Ook zien de onderzoekers dit jaar voor het eerst zorgrobots verschijnen: ruim één op de tien managers in de care zeggen dat robotica al op beperkte schaal is geïmplementeerd, en 4% van de verpleegkundigen in de care geeft aan dat deze in hun instelling worden gebruikt.
Gegevens uitwisselen tussen zorgverleners
De eHealth monitor rapporteert ook over elektronische communicatie tussen zorgverleners. Uitwisseling van en inzage in patiëntendossiers staat of valt met elektronische dossiervoering. De meeste huisartsen (91-96%) kunnen informatie uitwisselen met huisartsenposten, apotheken, laboratoria en ziekenhuizen. Alleen lopen huisartsen aan tegen de beperking dat ze niet op gestandaardiseerde wijze elektronisch informatie kunnen uitwisselen met bijvoorbeeld de thuiszorg, wijkverpleegkundige, verpleeghuizen of de dienst voor maatschappelijke ondersteuning van de gemeente, terwijl zij dit wel willen.
Huisartsen lopen ver voor op medisch specialisten als het om elektronische communicatie gaat
Huisartsen lopen ver voor op medisch specialisten als het om elektronische communicatie gaat. Specialisten kunnen nog niet gemakkelijk elektronisch gegevens uitwisselen met andere ziekenhuizen, apotheken of laboratoria. Sinds 2014 is het percentage medisch specialisten dat elektronisch informatie kan uitwisselen met andere zorgverleners buiten de instelling of afdeling, gelijk gebleven. Ruim de helft van de ondervraagde artsen loopt hierbij tegen belemmerende factoren aan. Zij ervaren vooral dat systemen slecht of in het geheel niet gekoppeld kunnen worden.
Minister Schippers kondigde op Prinsjesdag aan om de aankomende drie jaar jaarlijks € 35 miljoen te investeren in digitale informatie-uitwisseling door ziekenhuizen. Het doel van programma ‘ICT in Ziekenhuizen’ dat in 2017 begint, is dat alle ziekenhuizen dezelfde standaarden gebruiken en hun informatie onderling, met patiënten en met andere zorgverleners kunnen delen.
Inzage in dossier
Kleinere streekziekenhuizen en grote academische centra leken één ding gemeen te hebben afgelopen jaar: ze willen allemaal een online patiëntportaal bieden aan hun klanten. Eerder onderzoek van Nictiz bevestigt dat een kwart van de ziekenhuizen in 2016 een patiëntenportaal heeft.
Krijgsman: “Op het punt van inzage in het dossier bij medisch specialisten, dus ook in de ziekenhuizen, is de groei nu echt wel ingezet. Het gaat nog niet heel hard, maar er zit wel een trend in de cijfers.
"Bij inzage in het dossier is de groei nu echt wel ingezet"
Er is ook veel aandacht voor het onderwerp. Zo heeft de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen een programma aangekondigd dat daarbij kan helpen. Ook de kennisdeling vanuit de ziekenhuizen die voorop lopen, waaronder het UMC Utrecht, werkt mee.” In 2015 gaf 40% van de medisch specialisten aan dat inzage in het dossier door patiënten gewenst is. Dat percentage is afgelopen jaar wat toegenomen: inmiddels zegt 49% van de medisch specialisten dat zij dossierinzage door patiënten gewenst vindt.
“eHealth gaat echt om een maatschappelijke innovatie”, concludeert Krijgsman, “waarbij niet alleen processen of organisaties moeten veranderen, mensen moeten zich nieuwe gewoonten eigen maken en anders gaan denken. Dat kost tijd. Maar over toegang tot het dossier ben ik optimistisch, als ik naar de cijfers en de lopende ontwikkelingen kijk. Het gaat misschien niet hard, maar er is wel duidelijk iets op gang aan het komen.”
De gehele eHealth monitor 2016 is te vinden via ehealth-monitor.nl en Nictiz.nl.
https://uploads.disquscdn.com/images/1237e28da0b2f3acd712d3f4829a3857206dcd28b9e70c1b53f9703027eaa016.png
Tav de bevindingen over de relatief hogere belantstelling/inzet van e-mental health in de huisartsenzorg/door de POH-GGZ:
Eén van de belangrijjkste redenen hiervoor is de fininaciering van inkoop van e-mental healthprogramma's in de huisartsenpraktijk die sinds 1 januari 2014 beschikbaar is. Zie voor meer informatie hierover de toolkit E-mental health in de huisartsenpraktijk: http://www.huisarts-emh.nl/waarom#qfinancieel
Daarmee is/wordt het gebruik van e-mental health programma's gestimuleerd, maar hebben we het over een korte periode.Sleutelwoorden: veranderingsmanagement, innovatie, aandacht voor implementatie.