Nictiz en Nivel publiceren voor het derde opeenvolgende jaar hun peilstok voor de adoptie van eHealth in Nederland, de eHealth-monitor 2015. Hoeveel huisartsen bieden een e-mail consult, hoeveel specialisten kunnen een actueel medicatie-overzicht van de apotheek opvragen, hoeveel zorgconsumenten hebben online hun dossier geraadpleegd: het zijn vragen die de eHealth-monitor probeert te beantwoorden. Die antwoorden zijn ook belangrijk voor minister Schippers, omdat zij in 2014 een aantal zeer concrete eHealth doelstellingen voor de komende jaren heeft vastgesteld.
Spoiler alert: voor die specifieke doelstellingen geeft de 2015 editie van de monitor de minister nog geen reden tot juichen. Vooral het aantal patiënten dat inzage in het eigen medisch dossier heeft blijft op enkele procenten steken. Maar de monitor maakt ook duidelijk dat zowel zorggebruikers als zorgprofessionals - ieder op hun eigen gebied weliswaar - een duidelijke meerwaarde zien in digitale diensten. SmartHealth kijkt naar de meest opvallende cijfers.
Qua pilots gebeurt er genoeg in Nederland: meer dan een derde van de huisartsen, ruim de helft van de medisch specialisten en twee derde van de psychiaters gaven aan dat in hun praktijk of zorginstelling in het afgelopen jaar een pilot is gedaan met een eHealth-toepassing. Een opvallend resultaat is dat in meer dan zeventig procent van de gevallen het gebruik van de eHealth-toepassing na de proefperiode werd voortgezet.
Meerwaarde van eHealth
Voor de derde eHealth-monitor is dit jaar voor het eerst gevraagd naar de (verwachte) meerwaarde van eHealth voor zorgconsumenten en zorgverleners. De onderzoekers vroegen naar de behoeften van zorggebruikers en mantelzorgers en naar het soort eHealth-toepassingen waarin zorggebruikers voor zichzelf meerwaarde zien. Ook huisartsen, medisch specialisten, verpleegkundigen en verzorgenden werd gevraagd welke ICT-problemen zij in hun werk ervaren en naar de eHealth-toepassingen waarvan zij verwachten dat hun praktijk of zorginstelling zich het komende jaar op gaat richten.
Zorggebruikers willen de mogelijkheid om te controleren of de medische gegevens in het dossier klopt
Waar verwachten zorgconsumenten vooral voordeel van digitaal? Ze zien volgens de cijfers voordelen in online dienstverlening, zoals zorginformatie zoeken op een website, via internet recepten aanvragen, afspraken maken, vragen stellen via e-mail of een website en online hun eigen medische gegevens inzien. De meest urgente problemen vinden zorgconsumenten dat zij meestal speciaal de deur uit moeten om een zorgverlener te spreken (39%) en dat ze niet de mogelijkheid hebben om te controleren of wat zorgverleners vastleggen in het dossier altijd correct is (27%).
De meest urgente problemen voor zowel huisartsen als medisch specialisten zijn het onvoldoende kunnen delen van patiëntinformatie (en dan met name medicatie-informatie) buiten de eigen praktijk of zorginstelling en onvoldoende integratie van ICT-diensten voor bijvoorbeeld communicatie of verslaglegging met het eigen informatiesysteem. Ook de kwaliteit van eigen systemen laat soms te wensen over.
Gevraagd naar waar huisartsen zich aankomend jaar voor gaan inspannen, werd het meeste geantwoord: het maken van afspraken via internet voor patiënten, het elektronisch patiëntinformatie uitwisselen met andere zorgverleners, zorginstellingen, apotheken of laboratoria en de mogelijkheid voor patiënten om via het internet een hulpprogramma te volgen voor psychologische klachten. Maar liefst een kwart tot een derde van de huisartsen verwacht zich in 2015 en 2016 te gaan inspannen voor e-mental health.
Uit de cijfers blijkt dat medisch specialisten zich in de eerste plaats gaan richten op het elektronisch uitwisselen van patiëntinformatie met andere zorgverleners, zorginstellingen, apotheken of laboratoria. Bijna de helft van de specialisten verwacht dat de afdeling of zorginstelling zich hier het komende jaar voor gaat inspannen. Op de tweede plaats staat het online beschikbaar maken van informatie over hun afdeling voor patiënten. Op de derde plaats volgt de elektronische dossiervoering.
Een mailtje naar de huisarts?
Drie kwart van de huisartsen zegt dat het bij hen mogelijk is via internet een herhaalrecept aan te vragen, bij 84% van hen gebeurt dit ten minste wekelijks in de eigen praktijk. Sinds 2013 is het percentage huisartsen bij wie het mogelijk is om via internet een afspraak te maken toegenomen van 14% naar 27%. Ook stuurden meer medisch specialisten patiënten een herinnering voor een afspraak via sms of e-mail (van 18% naar 28%).
De bekendheid met online diensten onder zorggebruikers nam in 2015 niet toe
Des te opvallender is het dat de bekendheid met online diensten onder zorggebruikers in 2015 niet toenam. Zorggebruikers zijn vaak niet op de hoogte van de mogelijkheden die zorgverleners bieden om via internet met hen te communiceren, schetst de monitor. Wel is er onder zorggebruikers behoefte aan meer online contactmogelijkheden met artsen: het aanvragen van een herhaalrecept via internet is populair, evenals het stellen van een vraag via e-mail of een website aan een GGZ-hulpverlener. Daarmee lijkt er een discrepantie te bestaan tussen het aanbod van zorgverleners en de bekendheid onder zorggebruikers, ondanks het feit dat zorgverleners aangeven patiënten te attenderen op de mogelijkheden.
Waar dit jaar een merkbare verandering optrad, was binnen het zelf meten en bijhouden van gegevens over lichamelijk activiteit en doktersbezoeken en behandelingen. Bijna een op de vijf zorggebruikers heeft in 2015 een apparaat of mobiele app gebruikt om lichamelijke activiteit bij te houden. Dit is meer dan in 2014, toen 12% zelf gegevens bijhield. Ook het aantal zorggebruikers dat via internet of via een app informatie bijhoudt over doktersbezoeken en/of behandelingen of voeding en dieet steeg.
Een psychologische zelftest op internet wordt in 2015 (14%) vaker gedaan dan in 2014 (8%). In 2014 liep het nog geen storm met online psychologische behandelingen. Volgens 12% van de zorggebruikers die het afgelopen jaar contact heeft gehad met een GGZ-hulpverlener is online behandeling in combinatie met face-to-face contact mogelijk, maar slechts 6% maakte hiervan ook gebruik. Wel verwachten de ondervraagde huisartsen dat dit gaat veranderen aankomend jaar: een kwart tot een derde van de huisartsen verwacht dat de praktijk zich gaat inspannen voor mogelijkheden voor patiënten om via het internet een hulpprogramma te volgen voor psychologische klachten.
Inzage in medische gegevens
Dat artsen veel met hun eigen doelstellingen bezig zijn en andere prioriteiten hebben dan zorggebruikers, blijkt uit het thema inzage in medische gegevens door patiënten. Met de introductie van patiëntportalen door (academische) ziekenhuizen en de discussie over het persoonlijke gezondheidsdossier is dat een van de meest actuele thema's in de monitor. Het percentage huisartsen, medisch specialisten en psychiaters dat via internet inzage in de medische gegevens biedt aan patiënten blijft echter laag. Huisartsen bieden het meest inzage in medicatiegegevens: van de huisartsen biedt 17% dit aan. Van de medisch specialisten is dit 11%. En dat terwijl bijna de helft van de zorggebruikers zijn gegevens bij de huisarts, fysiotherapeut, medisch specialist of GGZ-hulpverlener via internet zou willen inzien.
"Artsen zijn niet principieel tegen inzage in medische gegevens, maar zijn bang voor de negatieve gevolgen"
Aan het panel van huisartsen en medisch specialisten werd gevraagd hoe zij aankijken tegen online inzage door patiënten in het patiëntendossier. Uit die antwoorden blijkt dat er verdeeldheid bestaat onder artsen of zij inzage gewenst of ongewenst vinden. "Een belangrijk resultaat uit deze monitor is dat je ziet dat artsen niet principieel tegen inzage zijn, maar bang zijn voor de negatieve gevolgen", licht Lies van Gennip, directeur van Nictiz, toe. "Enerzijds zijn sommige zorgverleners bang dat patiënten angstig of ongerust worden als ze hun medische gegevens zien en dat dit leidt tot meer vragen en dus werk. Er zijn echter inmiddels voldoende praktijkvoorbeelden waaruit blijkt dat deze angst ongegrond is. Aan de andere kant is er ook een angst voor de beleving van wet- en regelgeving en gebruikte systemen. Komen we niet in de problemen met privacyregelgeving? We zouden artsen meer comfort moeten geven bij het ontsluiten van medische gegevens naar de patiënten."
Dat is dan ook één van de aanbevelingen van de eHealth-monitor 2015: zorg voor publieksvoorlichting, heldere en toegankelijke richtlijnen en handreikingen op het gebied van wetgeving en financiering. En focus de aandacht op de meest kansrijke diensten, waar veel draagvlak voor bestaat onder gebruikers. Dat zijn bijvoorbeeld online diensten voor zorggebruikers, waaronder afspraken en herhaalrecepten via internet en het e-consult, informatie-uitwisseling tussen zorgverleners, en snel groeiende eHealth-toepassingen zoals beeldbellen en medicijndispensers.
De rol van de zorggebruiker als ontvanger of juist als bron van medische informatie zal naar verwachting belangrijker gaan worden, voorspelt de monitor. Daarom doen zorgprofessionals er verstandig aan om voor te sorteren op het toenemend belang van consumenten-eHealth, ofwel consumenten die met eigen apps en hulpmiddelen steeds meer gezondheidsgegevens verzamelen. Dat kan volgens de auteurs een mogelijke manier zijn om de informatie-uitwisseling tussen zorgverleners onderling beter op gang te krijgen op punten waar deze nu moeilijk van de grond komt. En het elektronisch delen van medische gegevens via de patiënt biedt mogelijkheden voor patiënten om zelf meer regie te voeren over het delen van hun medische gegevens met zorgverleners.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!