Het overtypen van gegevens, het herhaaldelijk stellen van dezelfde vragen aan cliënten bij overdracht of het aanvragen van nieuwe onderzoeken door andere zorgverleners: het is eerder regel dan uitzondering in de geboortezorg. De informatie-uitwisseling tussen professionals, en tussen professionals en zwangeren kan beter. Babyconnect is een van de acht VIPP-programma’s onder het Informatieberaad, specifiek voor de geboortezorg. Het ambitieuze doel van het programma: aan het eind van 2022 is informatie-uitwisseling landelijk georganiseerd.
Netwerkzorg bij uitstek
Babyconnect is een van de acht VIPP-programma’s die onder het Informatieberaad vallen, specifiek voor de geboortezorg. “Wat Babyconnect uniek maakt ten opzichte van de andere VIPP-programma’s, is dat de geboortezorg per definitie netwerkzorg is”, aldus Susanne Zuidhof. “Een vrouw krijgt tijdens haar zwangerschap met veel verschillende zorgverleners te maken, die allemaal betrokken kunnen zijn bij haar zorgpad: een eerstelijns verloskundige, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, mogelijk een gynaecoloog in het ziekenhuis, de huisarts. De geboortezorg kenmerkt zich door die netwerkzorg, in de periode van 9 maanden zwangerschap tot zo’n 6 weken na de bevalling.”
Nog een verschil met bestaande VIPP-programma’s is dat het in de geboortezorg om een afgebakende doelgroep gaat: vrouwen in de vruchtbare leeftijd. “Toekomstige en aanstaande ouders zijn gebruikersgroep nummer één bij Babyconnect: bij alles wat we doen, staan zij in de lead. Onze cliënt is een relatief jonge vrouw, die goed in staat is om met technologie om te gaan en vaak zelf in staat om te bepalen wie wanneer welke informatie kan inzien”, aldus Zuidhof.
Informatie-uitwisseling nog niet mogelijk
Babyconnect is een programma van €15 miljoen euro, startte in 2019 en heeft een looptijd van vier jaar. Het Babyconnect programma wordt uitgevoerd door de stichting CareCodex. Waarom was er een programma voor informatie-uitwisseling in de geboortezorg nodig? “Op dit moment is het nog niet of beperkt mogelijk dat geboortezorgverleners onderling, en met cliënten, digitaal gegevens kunnen uitwisselen. Ook cliënten kunnen hun eigen gegevens niet of beperkt inzien. Zij kunnen nu niet controleren wie de informatie kan bekijken en gebruiken. Dit komt omdat de verschillende informatiesystemen niet goed op elkaar aansluiten”, aldus Zuidhof. “Het gevolg is dat zorgverleners vaak gegevens overtypen, onderzoeken dubbel moeten doen en informatie mondeling doorgeven. Dat is inefficiënt en foutgevoelig.”
Het uitgangspunt van Babyconnect is dat de zwangere of kraamvrouw de regie heeft over haar eigen gegevens. Zij en de zorgverleners voor wie uitwisseling van gegevens noodzakelijk is, bepalen straks met wie welke gegevens uitgewisseld kunnen worden. Zo ver is het nu nog niet.
Regionale afspraken
Voor Babyconnect wordt informatie-uitwisseling georganiseerd in regionale partnerschappen. In zo’n regionaal partnerschap zitten minimaal drie verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s) of integrale geboortezorg organisaties (IGO’s). Ook zijn bij voorkeur de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) of andere aanbieders van jeugdgezondheidszorg betrokken, en een regionale ondersteuningsstructuur (ROS) en een regionale samenwerkingsorganisatie (RSO).
Door een subsidieaanvraag in te dienen bij het ministerie van VWS, kan een regionaal partnerschap tot 88.000 euro per betrokken verloskundige samenwerkingsverband (VSV) ontvangen. De partners kunnen de subsidie gebruiken om aanpassingen te doen tussen en aan zorginformatiesystemen, regionaal afspraken te maken en te implementeren, en cliënten te informeren over de mogelijkheid om digitaal toegang tot de eigen gegevens te krijgen. De subsidie is bedoeld voor eenmalige investeringen: abonnementen en licenties mogen er niet van betaald worden.
Afsprakenstelsel
Eerstelijns verloskundigen, kraamzorgorganisaties en ziekenhuizen werken met elektronische patiëntendossiers. Ook in het sociale domein – de jeugdgezondheidszorg die verantwoordelijk is voor de gezondheid en het welzijn van kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 – wordt met elektronische systemen gewerkt. Maar voordat die systemen informatie kunnen uitwisselen, is er een afsprakenstelsel nodig. Dat afsprakenstelsel beschrijft de afspraken, architectuur en technische specificaties die nodig zijn om interoperabiliteit in de geboortezorg te bereiken.
“In de afgelopen maanden zijn we bezig geweest met het vastleggen van de architectuur en het ontwikkelen van een afsprakenstelsel, met landelijke sturing en regie. Daarmee kunnen de regio’s vervolgens verder uit de voeten”, zegt Zuidhof. In juli heeft een regionaal partnerschap van zorgorganisaties in Noord-Holland-Noord als eerste subsidie ontvangen om te starten met de implementatie. De bevindingen in deze regio worden weer teruggekoppeld naar het programmabureau. Ook in een aantal andere regio’s zijn verloskundige samenwerkingsverbanden bezig om partnerschappen te vormen voor de implementatie.
Business case
Het programmabureau van Babyconnect werkt met alle partijen aan gestandaardiseerde uitwisseling tussen zorgverleners. “We verwachten daarmee een efficiencyslag in tijd, die opweegt tegen de kosten voor informatisering en ICT. Het overtypen van gegevens en de daarbij behorende tijdsinvestering met het risico op fouten is straks verleden tijd. Net als het herhaaldelijk stellen van dezelfde vragen aan de cliënt bij overdracht, of door nieuwe zorgverleners.”
De geboortezorg heeft veel kleine budgetten om digitalisering van de grond te krijgen. “Dat maakt het ingewikkelder om ICT goed georganiseerd te krijgen, in vergelijking met de huisartsenzorg of ziekenhuizen. Voor verloskundige zorg geldt dat er geen aparte regels zijn voor informatisering of innovatie: dit zit in totale tarief versleuteld. Een verloskundigenpraktijk krijgt geen opslag als zij een stap wil maken in digitaliseren. Daarom is de regeling van VIPP Babyconnect ook zo belangrijk”, aldus Zuidhof. “De subsidie geeft een boost aan de verdere ontwikkeling voor informatisering.”
Onbeveiligde netwerken en e-mail
SmartHealth inventariseerde de praktijkwebsites van de circa 400 verloskundigenpraktijken in Nederland. Daaruit blijkt dat naar schatting zo’n tien procent van de praktijken werkt met een niet-beveiligde website en e-mail van providers als Telenet, Gmail en Outlook.
Zuidhof herkent deze observatie: “Verloskundepraktijken zijn relatief kleine eerstelijns organisaties met bijvoorbeeld drie of vier verloskundigen, met een praktijkassistente. Zij houden zich intensief bezig met goede zorg leveren, maar daardoor mist er wel een stukje kennis als het gaat om wetgeving, privacy en beveiliging. Nog lang nog niet iedereen werkt op het juiste niveau, en onbeveiligde netwerken, mail en contact via WhatsApp komen inderdaad voor. Babyconnect is juist gericht op het ontzorgen van verloskundigenpraktijken, (geboorte)zorgorganisaties en regionale samenwerkingsverbanden op ICT-gebied.”
Subsidieaanvraag
Het programmabureau ondersteunt regio’s in het aanvragen van de subsidie. Dat kan in november en december 2020, gevolgd door februari en juni 2021. Zuidhof: “De hoop en ambitie is dat alle regio’s dit zullen doen. Momenteel zijn er drie grote regio’s bezig met een subsidieaanvraag voor dit najaar.”
Als voormalig verloskundige, en tegenwoordig CMIO en bestuurder, kan Zuidhof als geen ander mede-verloskundigen en organisaties in de (geboorte)zorg overtuigen van het belang van digitalisering en meedoen aan Babyconnect. “Het helpt om met je voeten in de klei te staan."
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!