Het is tegenwoordig niet bijzonder meer wanneer je iemand tegenkomt met een Fitbit, Garmin of een ander activitytracker om de pols. Maar onder de bezoekers van de Quantified Self Europe Conference 2015 die vrijdag en zaterdag Amsterdam plaatsvond, is het bijna uitzonderlijk wanneer ze maar één zo’n tracker om hebben. Je zag er meer Apple Watches dan in een Apple Store. Het is dan ook een bijzondere groep hackers, datanerds en wetenschappers die minimaal jaarlijks bijeenkomt om van elkaar te leren over wat je aan je lichaam kunt meten, en wat je daar wijzer van wordt. De sfeer is casual, een kwart van de bezoekers geeft zelf een presentatie. En in elk zaaltje proef je het gevoel: wij zijn met leuke dingen bezig.
De Quantified Self beweging begon in de VS in 2007, lang voordat Fitbit naar de beurs gaat en Apple een horloge met een hartslagsensor op de markt brengt. De journalisten Gary Wolf en Kevin Kelly, vooral bekend van het tech-tijdschrift Wired, bedachten de term, omdat ze in hun omgeving een trend zagen waarbij mensen steeds meer gegevens over zichzelf vastlegden en die met anderen deelden, bijvoorbeeld via social media. De beweging sloeg aan, en ook in Nederland kwamen er enthousiastelingen, zoals Maarten den Braber (nu Rockstart), Martijn de Groot (Hanze Hogeschool) en Yuri van Geest (van de bestseller Exponential Organizations). Overal ter wereld ontstonden bijeenkomsten waar self-trackers hun inzichten deelden, bijvoorbeeld hun minutieus in grafieken uitgezette gewicht, aantal stappen per dag of tijd achter de computer. Dat zijn dan nog de reguliere metingen, ook de samenstelling van je urine, sexuele activiteit en de stoffen in je voeding kwamen lang op slides tijdens de informele bijeenkomsten.
Technologie, cultuur en gedrag
De beweging gaat verder dan het meten om het meten, maar heeft zijn wortels in de vraag naar de relatie tussen technologie, cultuur en menselijk gedrag. Maar bovenal zijn de Quantified Selfers data-hobbyisten, een beetje te vergelijken met de hackers die zelf computers in elkaar soldeerden voordat je pc’s in de winkel kon kopen. In Amsterdam was het vooral interessant om te zien hoe de beweging zich ontwikkelt nu het tellen van stappen, hartslag en activiteit doodnormaal is geworden. Coolblue en Bol.com bieden letterlijk honderden trackers aan. “We hadden hier makkelijk een conferentie van kunnen maken over devices zoals die van Fitbit of Apple”, zegt QS godfather Gary Wolf na afloop van een sessie, “maar dan zouden we één van de tientallen evenementen op dat gebied zijn. Wij willen avontuurlijk blijven, de frontier verkennen.”
Wanneer je de onderwerpen van de sessies bekijkt, dan lijkt de rode draad inderdaad dat het om onderwerpen gaat die hun weg naar de massa nog niet hebben gevonden. Terwijl je broer en je moeder hun dagelijkse aantal stappen vergelijken, zijn de Quantified Selfers al weer bezig met metingen die nu nog geen gemeengoed zijn, maar volgens hen wél veel belofte hebben.
Beste moment voor salarisgesprek? Check je HRV!
Een goed voorbeeld is hartritme variabiliteit (HRV), een duidelijke hit dit jaar, want dit thema kwam in meerdere sessies aan bod. Twee mensen kunnen op hun Apple Watch allebei een hartslag van 56 slagen per minuut zien, maar een heel verschillende HRV hebben. HRV is eenvoudig gezegd de variatie in de tijd tussen individuele hartslagen. HRV is al lang geleden opgepakt in het spirituele circuit, waarbij ook wel de term hartcoherentie wordt gebruikt. Op allerlei sites lees je bijvoorbeeld dat een hoge HRV een teken van gezondheid en fitheid is.
Volgens wetenschappers is dat een grove versimpeling, maar uit allerlei studies blijkt wél dat je HRV, die voor een groot deel wordt beïnvloed door je onbewuste zenuwstelsel, informatie kan geven over bijvoorbeeld stress, overbelasting bij sporters en ook mentale gesteldheid. Je hebt tegenwoordig geen ingewikkelde apparatuur meer nodig om je HRV vast te stellen, door je vinger op de camera van een smartphone te leggen meet je betrouwbaar je HRV. En met apps als die van datawetenschapper Marco Altini (die ook in Amsterdam sprak) kun je het verloop van je HRV gedurende de dag bijhouden.
Tijdens een sessie vertelde QS-veteraan Paul LaFontaine bijvoorbeeld over de HRV-data die hij had verzameld tijdens tientallen meetings met zijn ‘big bosses’. Tijdens die meetings – zo lieten de grafieken van zijn HRV zien – schoot hij regelmatig in een fight-or-flight stand, omdat hij kwaad werd of zijn opmerkingen werden genegeerd. Hij merkte dat hij productiever werd en beter met discussies kon omgaan als hij zijn boosheid (en daarmee zijn HRV) binnen de perken kon houden, en besloot zichzelf te trainen om relaxter te zijn. De over vele maanden verzamelde gegevens lijken aan te tonen dat hem dat inderdaad lukte, hoewel hij betwijfelde of de grote bazen beter naar hem luisterden. Hijzelf werd er in ieder geval rustiger van.
Het gaat om de trend en gemiddelden, zei LaFontaine. Hij ziet nog niet snel een Apple Watch app voor zich die je via je HRV door middel van een stoplichtje vertelt dat je beter even je mond kunt houden en tot tien kunt tellen. Dat was ook de kern van het verhaal van Marco Altini, die zijn eigen HRV gedurende een trainingsperiode van een jaar nauwkeurig bijhield. Van dag tot dag bleek de HRV door allerlei factoren (slaap, koffie, werk) behoorlijk te variëren, maar één patroon was duidelijk: op dagen na zware training was zijn HRV significant lager. Daarmee kon hij dat gegeven gebruiken om te bepalen of zijn lichaam al weer gereed was voor een zware workout.
Metabolisme en slaap: werk aan de winkel
Andere thema’s die aan de orde kwamen: manieren om je stemming vast te leggen, dashboards om de gegevens van al je trackers te combineren, doe-het-zelf bloedtesten en food-tracking 2.0. Of wat obscuurder: de relatie tussen je menstruatiecyclus en je Internet-gedrag, of het kwantificeren van het aantal keren dat je achter het stuur wordt afgeleid. Wat zijn volgens Gary Wolf de thema’s die in de komende jaren vooral op de agenda zullen staan, nu stappen, hartslag en calorieën gemeengoed zijn geworden? Volgens hem zijn slaap en metabolisme gebieden waar we nog veel interessante ontwikkelingen kunnen verwachten. Het zijn allebei terreinen waarop een berg wetenschappelijk onderzoek is gedaan, maar die nu door betere en goedkopere sensoren binen het bereik van data-hobbisten komen.
Metabolisme is een enorm gebied, waarvoor nu nog vaak dure of specialistische onderzoeken en sensoren voor nodig zijn , bijvoorbeeld om de stoffen in je bloed te analyseren. Maar hij ziet hier veel vooruitgang, met name waar het gaat om zogeheten non-invasieve onderzoeken waarbij je niet hoeft te prikken of onderhuidse sensoren hoeft te dragen. Of door de beschikbaarheid van betaalbare bloedtesten, zoals die van het Duitse bedrijf Kenkodo.
Maar ook met de huidige technieken (vingerprikken) onderzoeken Quantified Selfers bijvooorbeeld al het glucosegehalte in hun bloed, ook al hebben ze geen diabetes, om meer inzicht te krijgen in hun stofwisseling. Die grotere belangstelling voor stofwisseling kwam ook naar voren in de slotsessie van de eerste dag, een samenwerking met Abbott. Deze multinational is de ontwikkelaar van het Freestyle Libre systeem, waarmee diabetici door middel van een sensor op de huid zonder bloed te prikken zo vaak ze willen hun bloedglucoseniveau kunnen meten. Diabetici zijn volgens Wolf Quantified Selfers avant la lettre, en voor hen is het nauwgezet bijhouden van hun suikerspiegel geen hobby maar een levensnoodzaak.
In de sessie vertelden drie diabetes-patiënten die werken met continu glucosemonitoring hoe ze omgaan met de grote hoeveelheid data die ze dagelijks via hun apparatuur bijhouden. Stefanie Rondags, een diabetes-onderzoekster bij het Vumc die ook over diabetes blogt, was één van de eerste Nederlandse gebruiksters van het Freestyle Libre systeem. Aan de hand van een aantal grafieken liet ze zien hoe ze door het nauwgezet en methodisch doseren van koolhydraten (brood, deegwaren) de lange-termijn trend van haar glucose-metingen binnen een bepaalde bandbreedte wist te krijgen. Dat kon ze doen omdat ze voldoende data had.
De ooh-en-aah factor
Joel Goldsmith, die bij Abbott aan de wieg stond van het Freestyle Libre systeem, vertelde hoe belangrijk het is om glucosedata, vooral wanneer je die veel vaker kunt meten, op een zinvolle manier te presenteren, omdat de patiënt anders door de bomen het bos niet meer ziet. Meer data betekent volgens hem niet automatisch meer inzicht. Trends en uitzonderingen in de metingen moet je presenteren op een manier waaraan de gebruiker gemakkelijk acties kan verbinden of waarmee hij of zij gedrag kan aanpassen. De Amerikaanse fotograaf en designer Doug Kanter ging daarin heel ver. Hij toonde visuals van ‘het gezondste jaar in zijn leven’. Daarin zie je in één oogopslag zijn bloedsuikerspiegel en zijn trainingen voor een marathon gedurende 365 dagen. Hij is een fervent aanhanger van het ooh-ahh principe: toon data op een manier die er supergoed uitziet (ooh) en waarvan je tegelijk iets leert (aah).
“Hadden jullie niet de behoefte om met al die data en grafieken eens te bekijken wat er gebeurt als je hele extreme dingen doet, bijvoorbeeld drie pizza’s eten?”, wilde iemand uit de zaal weten van de diabetes-patiënten op het podium. Die lachten onbegrijpend naar elkaar, en Stefanie Rondags zei dat ze allang blij was dat ze haar waarde binnen gezonde grensen wist te houden. Zulke experimenten leken haar eerlijk gezegd niets. Dat is dan kennelijk toch het verschil tussen iemand met diabetes en een gezonde QS-hobbyist
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!